Literatuur
Bulgaarse literatuur
Middeleeuwen Toen in het Bulgaarse Rijk de zendelingen Cyrillus en Methodius aankwamen en het Cyrillische alfabet introduceerden werd het land een centrum van rijke literaire activiteit tijdens wat bekend staat als de Gouden Eeuw van de middeleeuwse Bulgaarse cultuur. In de late 9e, 10e en vroege 11e eeuw bloeide de literatuur in Bulgarije op. Veel boeken werden vertaald uit het Byzantijns Grieks, maar er ontstonden ook nieuwe werken. Tsjernorizets Chrabar schreef zijn populaire werk “Over de Letters”, Clement van Ohrid werkte aan vertalingen uit het Grieks en verschillende belangrijke religieuze boeken worden aan hem toegeschreven. Johan Exarch schreef zijn Sjestodnev en vertaalde “Over het Orthodoxe Christendom” van Johannes van Damascus, Naoem van Preslav had ook een belangrijke bijdrage. Bulgaarse geleerden en werken beïnvloedden het grootste deel van de Slavische wereld en verspreidden het Oud Kerkslavisch, het Cyrillisch en het Glagolithische alfabet naar het Kievse Rijk (het Rijk van Roes, voorloper van het moderne Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland), middeleeuws Servië en middeleeuws Kroatië.
Toen het Bulgaarse Rijk in 1018 werd onderworpen door de Byzantijnen, raakte de Bulgaarse literaire activiteit in verval. Na de vestiging van het Tweede Bulgaarse Rijk volgde echter weer een periode van opleving ten tijde van patriarch Evtimi in de 14e eeuw. Evtimi stichtte de literaire school van Tarnovo die van grote invloed was op de literatuur van Servië en Moskovisch Rusland, omdat veel schrijvers na de Ottomaanse verovering naar het buitenland vluchtten. Naast Evtimi waren andere bekende schrijvers uit deze periode Constantijn van Kostenets (1380-eerste helft 15e eeuw) en Gregorius Tsamblak (1365-1420).
Religieuze onderwerpen overheersten in de middeleeuwse Bulgaarse literatuur. De meeste werken waren hymnen, verhandelingen, apocriefen en heiligenlevens, meestal heroïsch en leerzaam. Vroege Ottomaanse heerschappij De val van het Tweede Bulgaarse Rijk en de overheersing door de Ottomanen in 1396 was een zware klap voor de Bulgaarse literatuur en cultuur in het algemeen. De literaire activiteiten stopten grotendeels en werden veelal voortgezet in de kloosters die zich ontwikkelden als centra van de Bulgaarse cultuur binnen het vreemde rijk. Het religieuze thema bleef dominant in de weinige werken die werden geproduceerd. De belangrijkste literaire vorm in de 17e en 18e eeuw waren leerzame preken, eerst vertaald uit het Grieks en daarna samengesteld door Bulgaren.
Een literaire traditie bleef relatief ononderbroken bestaan tijdens de vroege Ottomaanse overheersing in het noordwesten van Bulgarije tot de Opstand van de Tsjiprovtsi aan het einde van de 17e eeuw onder de Bulgaarse katholieken die werden gesteund door de katholieke staten van Centraal-Europa. Veel van deze werken werden geschreven in een mengeling van Bulgaars, Kerkslavisch en Servo-Kroatisch en werden "Illyrisch" genoemd. Een van deze werken was het eerste boek dat in modern Bulgaars werd gedrukt, het brevier Abagar, gepubliceerd in Rome in 1651 door Filip Stanislavov, bisschop van Nikopol.
De Illyrische beweging voor Zuid-Slavische eenheid beïnvloedde de Bulgaarse literatuur van de 18e en 19e eeuw. De Stemmatographia van Hristofor Zjefarovitsj uit 1741 wordt gezien als het vroegste voorbeeld van moderne Bulgaarse seculiere poëzie vanwege de kwatrijnen, hoewel het in wezen een verzameling gravures was. De Bulgaarse Nationale Heropleving De bijna vijf eeuwen durende Ottomaanse heerschappij over Bulgarije speelde een beslissende rol in de ontwikkeling van de Bulgaarse cultuur. Het land was gescheiden van de Europese Renaissance en hogere vormen van artistieke expressie en ontwikkelde vooral folkloristische liederen en sprookjes. Een nieuwe opleving van de Bulgaarse literatuur begon in de 18e eeuw met de geschiedkundige geschriften van Paisius van Hilendar, Istoria Slajanobolgarskaja. Een ander invloedrijk werk was Het Leven en Lijden van de Zondige Sophronius door Sophronius van Vratsa.
In de periode 1840-1875 kwam de literatuur tot leven met geschriften over voornamelijk revolutionaire, anti-Ottomaanse thema's. De meest prominente dichters in deze tijd waren: Vasil Droemev, Rajko Zjinzifov en Dobri Tsjintoelov.
De bekende dichter en revolutionair Hristo Botev (1848-1876) was actief aan het eind van de 19e eeuw en wordt tegenwoordig beschouwd als één van de belangrijkste Bulgaarse dichters uit die tijd. Hij slaagde erin om de levende taal van de folkloristische liederen te gebruiken om uitdrukking te geven aan moderne ideeën, twijfels en vragen.
Onder de schrijvers die zich bezighielden met revolutionaire activiteiten waren ook Ljoeben Karavelov en Georgi Sava Rakovski. Rakovski's bekendste werk, Gorski Patnik (vertaald als Een reiziger in het Bos of De Boswandelaar) werd geschreven tijdens de Krimoorlog (1853-56) terwijl hij zich schuilhield voor de Turkse autoriteiten in de buurt van de stad Kotel. Het wordt beschouwd als één van de eerste Bulgaarse literaire gedichten, maar werd pas daadwerkelijk gepubliceerd in 1857.
Net als bij de Gebroeders Grimm in Duitsland was er in Bulgarije in deze tijd een toenemende belangstelling voor folklore, getuige het verzamelen van volksliederen en etnografische beschouwingen door mensen zoals de gebroeders Miladinov en Koezman Sjapkarev. Een andere belangrijke schrijver uit deze tijd is Zahari Stojanov (1850-1889) met zijn Herinneringen aan de Bulgaarse Opstanden (1870-1876). Zijn geschriften hebben historische, biografische en artistieke waarde. De Bulgaarse literatuur na 1878 Bulgarije werd gedeeltelijk onafhankelijk na de Russisch-Turkse oorlog (1877-1878). De pas gestichte Bulgaarse kerk, het zich ontwikkelende nationale schoolsysteem en de terugkeer van goed opgeleide Bulgaren uit het buitenland waren enkele van de factoren die bijdroegen aan de vorming van de nieuwe Bulgaarse literatuur. Het verloor veel van zijn revolutionaire geest, en geschriften van een landelijk en regionaal type werden gebruikelijker.
Ivan Vazov was één van de grondleggers van de moderne Bulgaarse literatuur. Vazov schreef zowel proza als poëzie met evenveel talent en was erg populair en productief. Zijn roman Onder het Juk uit 1893, die de Ottomaanse onderdrukking van Bulgarije beschrijft, is het beroemdste stuk klassieke Bulgaarse literatuur en is in meer dan 30 talen vertaald. Zijn beroemdste korte romans zijn Nemili-Nedragi, Tsjitsjovtzi en andere; hij schreef ook een groot aantal korte verhalen, reisverslagen, memoires, essays, kritieken, drama's, komedies enz. Één van zijn belangrijkste gedichtenbundels is Het Epos van de Vergetenen (1881-1884), bestaande uit 12 odes opgedragen aan de helden van de Bulgaarse geschiedenis en de denkbeelden en ideeën die herinnerd zouden moeten worden. Een voorbeeld van vroegmodern filosofisch denken is te vinden in de poëtische werken van de bekende intellectueel Stojan Mihajlovski. De Bulgaarse modernistische literatuur De dichter Pentsjo Slavejkov, de zoon van de vooraanstaande Bulgaarse Renaissance dichter en leraar Petko Slavejkov, is één van de meest erudiete schrijvers van zijn tijd. Hij deed een bewuste poging om het begin van de moderne literatuur en het modernisme in het land te vestigen door de Europese filosofische en metafysische ideeën te introduceren, deels gewijzigd en herbouwd op het traditionele erfgoed van taal en beeldspraak.
Slavejkov is beroemd om zijn filosofische gedichten, zijn Epische Liederen en de symbolistische dichtbundel Droom van Geluk. Hij schreef onder andere een mystieke bloemlezing van dichters getiteld Op het Eiland van de Gelukzaligen waarin hij alle traditionele ideeën van de Bulgaarse poëzie uit die tijd op één plek verzamelde en ze presenteerde als behorend tot een denkbeeldig eiland. Zijn onvoltooide epos Lied van bloed (1911-1913) ging over de strijd tegen de Turken.
Een van de meest opmerkelijke prozaschrijvers uit de eerste jaren na de bevrijding is Aleko Konstantinov (1863-1897). Zijn humoristische schrijfsels en reisverhalen (Baj Ganjo; Naar Chicago en Terug) zijn zowel scherpzinnig als levendig. Hij wordt het best herinnerd om zijn personage Baj Ganjo, één van de meest controversiële en merkwaardige personages in de Bulgaarse literatuur.
Samen met Petko Todorov, Krastjo Krastev en Pejo Javorov richtte Pentsjo Slavejkov de modernistische kring Misal (Gedachte) op. Krastjo Krastev was literair criticus. Petko Todorov (1879-1916) was één van de grootste stilisten uit die tijd. Hij slaagde erin het Bulgaarse drama te moderniseren en hij schreef ook een reeks krachtige impressionistische verhalen gebaseerd op folkloristische motieven, getiteld Idyllen.
Pejo Javorov (1878-1914) wordt beschouwd als een symbolistische dichter, één van de beste poëtische talenten in het fin de siècle van het koninkrijk Bulgarije. De gedichten van Javorov zijn divers qua onderwerpen maar maken altijd een krachtige indruk, zowel emotioneel als intellectueel. Ze hebben diverse en originele vormen en een rijk en verfijnd taalgebruik; ze zijn grotendeels introspectief, drukken de eenzaamheid van de moderne mens uit, de onmogelijkheid om geluk en liefde in het leven te bereiken, de constante dreiging en het voorgevoel van de dood.
Onder invloed van de Franse en Russische symbolistische bewegingen was er een groot aantal andere populaire Bulgaarse dichters die bijdroegen aan de snelle literaire ontwikkeling in het land in de eerste decennia van de 20e eeuw. Onder hen waren: Dimtsjo Debeljanov, Teodor Trajanov, Nikolaj Liljev, Emanuil Popdimitrov, Dimitar Bojadjev en vele anderen. Het symbolisme werd één van de meest invloedrijke stromingen en het is voelbaar in alle poëzie van de 20e eeuw. In Bulgarije is het symbolisme net als elders in Europa een poging om de realiteit, haar last, monotonie en zwaarte te overwinnen. Een zoektocht naar betekenis en houvast in een andere dimensie van de werkelijkheid: Het antwoord wordt niet alleen gezocht in de beelden, maar in de zuiverheid en schoonheid van de taal. De Bulgaarse literatuur tussen de wereldoorlogen Dimtsjo Debeljanov (1887-1916) was een dichter wiens dood in de Eerste Wereldoorlog een einde maakte aan zijn veelbelovende literaire carrière. Zijn werk werd na zijn dood door vrienden verzameld en werd erg populair in het naoorlogse Bulgarije. Hristo Smirnenski (1898-1923) is een andere getalenteerde symbolistische dichter met zeer melodieuze taal die al vroeg stierf.
Het interbellum in de Bulgaarse literatuur zal niet alleen herinnerd worden vanwege de dramatische sociale veranderingen, maar ook vanwege de hervormingen in de literaire genres. Een groot deel daarvan wordt geassocieerd met de persoon en de activiteiten van Geo Milev (1895-1925) die het modernistische tijdschrift Vezni (Schaal) in Sofia publiceerde en bijdroeg als dichter, vertaler, theaterrecensent, regisseur, redacteur van bloemlezingen en zelfs als schilder. Hij ervoer de invloed van avant-garde bewegingen zoals het Duitse expressionisme en het Franse surrealisme. Zijn meesterlijke gedichten (De Wrede Ring (1920); De Iconen Slapen (1922); September (1923) en prozastukken (Een Kleine Expressionistische Jaarkalender (1921) combineren traditionele motieven, moderne ideeën en experimentele taal. Hij werd op 30-jarige leeftijd vermoord en hoewel zijn carrière niet meer dan 6 jaar duurde, geniet hij groot aanzien en wordt hij door velen beschouwd als een van de invloedrijkste modernistische dichters en vertalers.
De Bulgaarse poëzie bereikte een nieuw hoogtepunt met een andere voortijdig overleden dichter - Nikola Vaptsarov (1909-1942). Hij slaagde erin om tijdens zijn leven slechts 1 dichtbundel te publiceren ("Motorliederen" (1940)), in een oplage van 1500 exemplaren. Hij werd ter dood veroordeeld vanwege zijn ondergrondse communistische activiteiten tegen de regering.
Bulgaars proza bloeide in de periode tussen de wereldoorlogen vooral dankzij de verhalen en korte romans van Elin Pelin (1877-1949) en Jordan Jovkov (1880-1937). Beiden waren zeer productief en werden niet alleen populair in hun thuisland maar ook in het buitenland. In hun onderwerpen staan ze dicht bij de tradities van het realisme. Beiden richten zich op het plattelandsleven, maar Jordan Jovkov staat ook bekend om zijn voorliefde voor tradities en mythen, terwijl Elin Pelin luchtiger en geestiger is; laatstgenoemde is ook een beroemd schrijfster van jeugdliteratuur. Beiden gebruikten levendige, uitgebreide taal en beelden.
Fani Popova-Moetafova, een schrijfster van historische romans, bereikt het hoogtepunt van haar populariteit vóór de Tweede Wereldoorlog, maar ondanks haar talent wordt ze daarna onderdrukt door het communistische regime. Een andere persoon uit deze periode die genoemd moet worden is de humoristische schrijver en tekenaar Tsjoedomir (1890-1967) wiens korte verhalen (vaak niet langer dan 3-4 pagina's) briljant zijn in zowel stijl als originaliteit. . De Bulgaarse literatuur na 1944 Na de Tweede Wereldoorlog viel de Bulgaarse literatuur onder de controle van de Communistische Partij en, vooral in de beginjaren werd van schrijvers geëist dat ze zich conformeerden aan de stijl die "socialistisch realisme" werd genoemd. Dimitar Dimov (1909-1966) werd gedwongen om zijn succesroman Tabak (1952), verfilmd in 1962 als Tabak, te herzien om het acceptabel te maken vanuit het oogpunt van socialistisch realisme door het toevoegen van communisten en personages uit de arbeidersklasse in zijn verhaallijnen.
De schrijver Dimitar Talev (1898-1966) werd eveneens door het communistische regime tegengewerkt bij het publiceren van zijn romans. Net als veel andere intellectuelen werd hij verbannen naar de provincie, maar hij bleef schrijven. Zijn bekendste werk is De IJzeren Kandelaar (1952).
Zowel Dimov als Talev hadden naast hun romans ook vele bundels met korte verhalen op hun naam staan. De ontwikkeling van hun werk toont al vroeg nadat de communisten aan de macht waren gekomen, de ideologische beperkingen waarmee schrijvers in de toekomst te maken zouden krijgen.
Anton Dontsjev, Jordan Raditsjkov, Emilijan Stanev, Stanislav Stratiev, Nikolaj Hajtov, Ivailo Petrov en Vera Moetaftsjieva behoren tot de meest getalenteerde schrijvers die erin slaagden hun boeken te publiceren tijdens het communistische regime in de decennia die volgden.
Sommige genres werden nagenoeg om zeep geholpen, zoals de misdaadfictie en de sciencefiction, omdat er maar weinig schrijvers waren die deze genres beoefenden (Svetoslav Minkov, Pavel Vezjinov, Svetoslav Slavtsjev, Ljoeben Dilov). Over het algemeen werden schrijvers verzocht (of gedwongen) om zich te wenden tot realistische of historische onderwerpen. Allegorische komedies en drama's voor het theater werden een handige manier om aan de censuur te ontkomen die de schrijvers een publicatieverbod, repressie, verbanning, gevangenisstraf of zelfs een verblijf in een strafkamp kon opleveren.
Toch was de naoorlogse periode de meest overvloedige voor de moderne Bulgaarse poëzie. Zowel na de politieke veranderingen in 1944 als in 1989 werden duizenden dichtbundels gepubliceerd.
Enkele dichters die door de jaren heen een blijvend aanzien hebben verworven zijn Atanas Daltsjev (1904-1978) en Valeri Petrov. Daltsjev wordt ook herinnerd als één van de beste vertalers uit een groot aantal talen.
Na de val van het communisme De overgang van het communisme naar het kapitalisme in het Oostblok en de val van de Berlijnse Muur in 1989 werd gevolgd door een aanzienlijke toename van moderne publicaties. In deze periode is er een grote invloed van de in Frankrijk wonende Bulgaarse schrijfster Julia Kristeva en haar romans die op grote schaal vertaald werden van het Frans naar het Bulgaars. Kristeva probeerde, samen met vele anderen de literatuur te definiëren op nieuwe moderne manieren.
Sommige schrijvers die hun eerste literaire werken schreven ten tijde van het communisme, bleven ook na het wegvallen van het IJzeren Gordijn nog populair. Enkele van hen zijn: Konstantin Pavlov, Boris Hristov, Ekaterina Josifova, Dobromir Tonev, Edvin Soegarev, Ani Ilkov, Georgi Gospodinov, Jana Boekova en Kristin Dimitrova.
Vermeldenswaardige moderne Bulgaarse literaire werken zijn De Perzikendief van Emilijan Stanev, September van Geo Milev, Onder het Juk van Ivan Vazov, De Windmolen van Elin Pelin en Diepte van Dora Gabe. Het boek Wilde Verhalen (Диви разкази, Divi Razkazi) van Nikolaj Hajtov is opgenomen in de Historische Collectie van UNESCO. |
Lijst van belangrijke schrijvers
Een schrijversprofiel bevat een biografie en een bibliografie van een auteur.
Elisaveta Bagryana (1893-1991)
Hristo Botev (1848-1876)
Atanas Dalchev (1904-1978)
Dimcho Debelyanov (1887-1916)
Blaga Dimitrova (1922-2003)
Dora Gabe (1886-1983)
Ivaylo Gogov
Pavel Matev (1924-2006)
Geo Milev (1895-1925)
Radoy Ralin (1923-2004)
Pencho Slaveykov (1866-1912)
Petko Rachov Slaveykov (1827-1895)
Hristo Smirnenski (1898-1923)
Nikola Vaptsarov (1909-1942)
Ivan Vazov (1850-1921)
Peyo Yavorov (1878-1914)
Nedyalko Yordanov (1940)
"De goden zijn dood en de mens is aan zichzelf overgelaten.
Боговете са мъртви и човекът е оставен сам на себе си.
"